ππ¦π’π΅π³πͺπΉ (π³π¦π€π©π΅π΄):
βIk heb altijd op mijn kleinkinderen gepast. Mijn dochter en mijn zoon hebben allebei twee kinderen en als zij werkten, paste ik drie dagen per week op. De oudste is 23 en de jongste is 12 dus ik hoef niet meer op te passen. Ik zei pas nog tegen mijn man dat ik het zo jammer vind dat die tijd voorbij is. Ik zorg nog twee keer per week voor een oude dame van 92, ik fiets veel met mijn man of ga lekker wandelen met mijn zussie. We hebben altijd lol samen. We zijn een tweeling, we hadden allebei een eigen ei, maar ik ben wel de oudste. Astrid is erg ziek geweest en we wandelen nu af en toe samen, want ze moet haar conditie weer opbouwen. Onze moeder is al jong overleden, maar ik vond het veel moeilijker dat Astrid ziek was. Mijn kinderen zijn ook gek op haar. We waren tegelijk zwanger en ze is voor hen als een tweede moeder. We deden ook wel eens een busreisje samen en een schoonzusje ging dan ook mee, maar nu kan er niet meer zoveel. Het is een rare tijd. Ik kijk er zo naar uit om iedereen weer te knuffelen, vooral mijn kleinkinderen en mijn zussie.β
Beatrix (rechts)
ππ΄π΅π³πͺπ₯ (ππͺπ―π¬π΄):
βZij is de oudste en ze kletst meer dan ik. We doen heel veel samen. We waren tegelijk zwanger en de dochter van Beatrix werd vijftien dagen eerder geboren dan mijn zoon. Dat was erg handig. Dan belde mijn zus en zei bijvoorbeeld: βZe mag nu een fruithapjeβ, en dan wist ik dat ik mijn zoon ook een fruithapje mocht geven, ik volgde gewoon haar voorbeeld. Ik heb ook altijd op mijn kleinkinderen gepast en dan kwamen we vaak bij elkaar. Zij met haar kleinkinderen, ik met de mijne, dat was altijd zo gezellig!β